Het rupsenhuis. Wat is dat en wat voor verhaal gaat daarachter schuil? Coördinator Trudy las het verhaal over een Joodse vrouw uit 1710, met wie je voor geen goud wil ruilen. Benieuwd of jij dit boek ook zou moeten lezen? Dit vond Trudy ervan!
Het leven van een Joodse vrouw uit 1710
Als je de voorkant van deze roman ziet, heb je het idee dat het een mooi, misschien zelfs wel vrolijk verhaal gaat zijn, maar is dat wel waar? Zomaar wat vragen die bij me boven komen als ik de vrolijke botanische voorkant van ‘Het rupsenhuis’ van Jeanine de Vries bekijk.
Het verhaal blijkt verre van vrolijk te zijn. Boeiend, dat wel. Je krijgt een inkijkje in het leven van een Joodse vrouw, in het jaar 1710. Je wilt voor geen goud met haar ruilen. Het leven van een vrouw, en dan ook nog een Joodse vrouw, is geen pretje in die tijd.
Ik kom Jael tegen als ze op de boot richting Franeker vaart. Halsoverkop gevlucht uit Mokum (Amsterdam) door, wat je later in het boek leest, de gokschulden van haar man Leib. Leib, die indirect de dood van haar zoon Doron op zijn geweten heeft. Leib, die zichzelf daarvan de schuld geeft en daardoor verwijdering veroorzaakt in hun huwelijk. Een huwelijk met onuitgesproken geheimen.
Jael heeft maar een verlangen, terug naar Mokum. Terug naar het rupsenhuis van Maria Sibylla Merian, een beroemde botanische kunstenares. In Mokum kan Jael zichzelf zijn, immers Amsterdam was in die tijd erg tolerant ten opzichte van de Joden. In Mokum wonen haar kinderen en kleinkinderen en heeft ze haar werk als botanisch tekenares.
Als Jael in Franeker komt, wordt ze eigenlijk het uitschot van de Franeker samenleving. Onderdrukt door haar man, gedegradeerd door de buurt – ze is alleen goed genoeg voor het legen van de emmer van het gezamenlijke toilet – en beschuldigt van diefstal door haar baas, probeert ze staande te blijven.
Jael heet ook wel Griet of Dirkje in dit verhaal. Ze gebruikt deze namen om haar Jood zijn te verbergen en te voorkomen dat Leib achterhaalt dat ze in een herberg werkt om geld te verdienen voor haar terugtocht naar Mokum. Maar alles strijdt met elkaar. Het werk in een herberg van niet-Joden verontreinigt haar volgens de wet van Mozes, maar het geld heeft ze nodig voor de overtocht die ze dan weer niet mag ondernemen zonder geldige reispapieren (ondertekend door een man).
Het verhaal tekent een ellendige tijd voor (Joodse) mensen aan de onderkant van de samenleving. Met slechte gezondheidszorg, een smerige woonomgeving, onderdrukking door de gereformeerde meerderheid en door mannen in het algemeen. Antisemitisme, onderdrukking en gokproblemen zijn helaas van alle tijden.
De enige lichtpuntjes voor Jael zijn de zoektochten naar rupsen, het tekenen hiervan en de hoop op een terugkeer naar Mokum.
Het verhaal van Jael is vlot geschreven en boeit tot het einde. De schrijfster zet de samenleving rond 1700 goed neer. Je weet absoluut dat je dankbaar bent dat je mag leven in 2023, ook al hebben wij zo ook onze uitdagingen.
De titel ‘Het rupsenhuis’ verwoordt het verlangen van Jael om terug te gaan. Dit verlangen loopt als een rode draad door het verhaal. Eigenlijk alles wat ze doet, cirkelt om dit verlangen heen.
Wat mij betreft komt er een vervolg op dit verhaal. Ik ben nieuwsgierig naar de aankomst en het leven in Mokum. Wat gebeurt er met de andere personages in het boek die met haar mee terug gereisd zijn en hoe vergaat het Leib, haar man die ze ziek achter gelaten heeft in Harlingen? Kortom genoeg stof voor een nieuw boek!
In ‘Het rupsenhuis’ van Jeanine de Vries komt de Amsterdamse Jael door schulden van haar man in Friesland terecht, in het onbekende Franeker. Ze voelt zich doodongelukkig en wil nog maar één ding: terug naar het botanische atelier in Amsterdam. Daar werkte ze als atelierhulp van de beroemde Maria Sibylla Merian. Maar wat ze ook probeert, het lukt Jael niet om als vrouw alleen terug te reizen. De Zuiderzee wordt haar vijand en het atelier lijkt verder weg dan ooit. Maar Jael geeft de moed niet zomaar op.